Skip to content

Publicaties

Hoge Raad: uitzendbeding uit cao op basis waarvan uitzendovereenkomst van rechtswege eindigt bij ziekte is gedeeltelijk nietig

Al jaren is de bepaling in uitzend-cao’s over onmiddellijke beëindiging van de uitzendovereenkomst bij ziekte onderwerp van discussie. Afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad duidelijkheid geschept (ECLI:NL:HR:2023:426).

De Hoge Raad acht een uitzendbeding waarin staat dat de uitzendovereenkomst met de uitzendkracht van rechtswege eindigt zodra de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht op verzoek van de inlener eindigt, rechtsgeldig. Ook als het verzoek van de inlener tot beëindiging van de terbeschikkingstelling verband houdt met ziekte. Toch is het uitzendbeding in de uitzendcao’s gedeeltelijk nietig. Dat komt omdat in de uitzendcao’s gebruik wordt gemaakt van een ‘’fictief verzoek’’ van de inlener tot beëindiging van de terbeschikkingstelling. In de uitzendcao’s staat immers dat in geval van ziekte de inlener wordt geacht een verzoek te hebben gedaan tot beëindiging van de terbeschikkingstelling. Dit ‘’fictieve verzoek’’ acht de Hoge Raad in strijd met het vereiste uit de wet dat er een (daadwerkelijk) verzoek door de inlener tot beëindiging moet zijn gedaan. Temeer nu dit vereiste is opgenomen ter verbetering van de positie van de uitzendkracht. De cao-bepaling is daarom gedeeltelijk nietig.

Kortom: de uitzendovereenkomst met een zieke uitzendkracht eindigt op basis van een overeengekomen uitzendbeding alleen van rechtswege als de inlener een (daadwerkelijk) verzoek tot beëindiging van de terbeschikkingstelling heeft gedaan.

Heeft u vragen over dit onderwerp, neem dan contact op met een van onze gespecialiseerde advocaten via www.muldervangeel.nl of 0546-575988.

Deze informatie delen:

Vragen? neem dan gerust contact op: